De Sophia Stichting, een gebouw in de duinen

Direct ontbrandde er een pittige maar moeilijke discussie. In het concurrerende Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage poneerde de hoofdredacteur een klassiek idee: een standbeeld moest er komen. Dit dagblad was de spreekbuis van de conservatieven. Maar het liberale Het Vaderland gaf nog dezelfde maand ruimte aan een pleidooi voor een andersoortig huldeblijk: de oprichting van een kinderziekenhuis. Of beter gezegd: het in te zamelen geld moest toevloeien aan het Haagse diakonessenhuis dat juist geld nodig had voor uitbreidingsplannen. Deze oproep was wèl ondertekend, met niet minder dan 31 klinkende namen van aanzienlijke heren. Veelzeggend was vooral de slotzin: -"wij vertrouwen op de oud-Vaderlandsche leus: "Eendracht maakt macht"".
Die eendracht was natuurlijk juist het probleem. In allerlei Haagse salons werd onder het genot van thee, koffie of alcoholische drank overleg gepleegd. Stijlvol maar heftig. Menige ondertekenaar van de oproep zag eigenlijk wel een knelpunt in de voorgesteld combinatie van een nationaal ziekenhuis (dus voor alle gezindten) met een protestants-christelijke diakonesseninrichting. In Nederland kon zoiets gemakkelijk uitgroeien tot een gewetenskwestie.
De heren ondertekenaars vormden een commissie, er werd vergaderd en er werd gestemd. Aanvankelijk lag de zaak zo moeilijk dat de stemmen staakten. Na veel discussie begreep de meerderheid, dat de combinatie van neutraal en protestant toch nauwelijks als nationaal te verkopen was. De minderheid liep beledigd weg en de overblijvende groep wilde verder werken onder leiding van een nieuwe voorzitter.
Genoemd voor deze positie werd jonkheer mr. G.C.J. van Reenen, een charmant en intelligent politicus met fraaie, witte bakkebaarden, 58 jaar oud en één van de steunpilaren van het koninkrijk. Met hem mikte men hoog, want Van Reenen had een uitzonderlijke carrière achter zich. Amper 31 jaar oud was hij al burgemeester van Amsterdam; daarna trad hij op als minister van binnenlandse zaken en voorzitter van de Tweede Kamer en in 1877 fungeerde hij als vice-president van de Raad van State, 's lands voornaamste adviescollege.

volgende pagina

vorige pagina