In deze penibele situatie schreef Van Reenen fijntjes:-'In mijne betrekking
van vice-president Uwer Majesteits Raad van State heb ik gemeend de mij
aangeboden taak niet te mogen aanvaarden zonder mij vooraf te hebben verzekerd,
dat dit met volkomen instemming van Uwe Majesteit kan geschieden'.
Nu een hooggeplaatst notabel als Van Reenen hem zo regelrecht op de man
af om goedkeuring vroeg, kon de vorst natuurlijk moeilijk weigeren. Een
schriftelijk antwoord kon er niet af; het moeizame ja-woord werd overgebracht
door een tussenpersoon. Prompt accepteerde Van Reenen het voorzitterschap.
Op 9 augustus 1877, 's morgens om half tien, kwamen negen ondertekenaars
in Den Haag ten huize van de nieuwe voorzitter bijeen. Gezeten in de fraaie
stoelen binnen de veilige muren van het statige herenhuis bezagen de notabelen
hun taak. Het zou moeilijk worden; dat begrepen ze wel. Van Reenen had
reeds een nationaal manifest met stimulerende volzinnen klaarliggen. De
commissie zou dit manifest tot de natie moeten richten, maar verschillende
leden moesten nog even wennen aan de sfeer bij zo'n brede, landelijke
actie.Twee heren wensten de concept-tekst te wijzigen. De kwestie van
de samenwerking met de diakonesseninrichting moest worden aangeroerd,
volgens hen. De voorzitter repliceerde: -'Het nationaal karakter
wordt gebaat door elke herinnering aan het daarmee niet geheel te rijmen
denkbeeld der verbinding met de Diaconessen-inrichting, achterwege te
laten'.
Er volgde een langdurige discussie. Uiteindelijk won Van Reenen op het
nippertje: vijf tegen vier. Minder strijd was nodig voor het besluit om
het gezelschap met bevriende notabelen uit te breiden tot een 'hoofdcommissie'
van achttien heren. De degens waren gekruist, de stijl van werken stond
vast.
Buiten de vergadering lagen de zaken minder duidelijk. De tegenslag begon
met de regering, die officiëel buiten de affaire wilde blijven. De
ministers hadden al genoeg problemen in hun verhouding tot de koning.
Toen alle Nederlandse gemeentebesturen het nationale manifest toegezonden
kregen, besloot de hoofdcommissie wijselijk aan deze brief geen publiciteit
te geven 'voordat uit de antwoorden der gemeentebesturen gebleken zal
zijn, dat het plan genoegzaam wordt ondersteund'.
volgende pagina
vorige pagina
|